Koning Sargon van Assyrië stuurde een van zijn hoogwaardigheidsbekleders, de tartan, naar Asdod. Deze viel de stad aan en nam haar in. In hetzelfde jaar dat hij naar Asdod kwam, sprak de HEER tot Jesaja, de zoon van Amos:
‘Leg het haren kleed dat je draagt af en trek je sandalen uit.’ Jesaja deed dit, en liep naakt en barrevoets rond.
De HEER zei:
‘Zoals Mijn dienaar Jesaja drie jaar lang naakt en barrevoets moet rondlopen, als teken en zinnebeeld voor Egypte en Nubië, zo zal de koning van Assyrië alle Egyptenaren en Nubiërs, jong en oud, als krijgsgevangenen en ballingen wegvoeren:
naakt en barrevoets, met ontbloot achterste – de schaamte van Egypte. De mensen zullen verbijsterd en beschaamd staan vanwege Nubië, waarop hun hoop gevestigd was, en vanwege Egypte, hun trots. Dan zullen de bewoners van de kuststreek verzuchten:
“Als het hun al zo vergaat, onze hoop, bij wie wij onze toevlucht hebben gezocht om aan de koning van Assyrië te ontkomen, hoe kunnen wij dan gered worden?”’